
Al gauw kwamen wij ook in een kamp terecht, een kamp voor vrouwen en kinderen. En toen we daar een jaar zaten begonnen de Japanners iedereen die joods was naar een apart kamp te sturen. Dat hadden ze afgekeken van Nazi-Duitsland waarmee Japan geallieerd was.
Mijn moeder was niet joods maar mijn vader wel en wij drieën waren dus half-joods. Dat betekende dat wij naar dat joodse kamp moesten en onze niet-joodse vriendjes en vriendinnetjes achterlaten. Een hele tijd was het onduidelijk of ook mijn moeder zou moeten achterblijven. Tot ze op het idee kwam te liegen dat zijzelf ook joods was. Toen mocht ze met ons mee en zo kreeg ik mijn tweede geheim te bewaren. Ik mocht aan niemand vertellen dat mijn moeder eigenlijk niet joods was en wij maar half.