Zinvolle vragen te stellen met behulp van de ‘Begrippenbasis’
Gebaseerd op een tekst uit 1987 van Anne-Ruth Wertheim en Herrie van Borssum. De tekst is in 2007 geactualiseerd door Anne-Ruth Wertheim en Theo Jansen.
Inleiding
De Begrippenbasis is een methode om te leren meer en betere vragen te stellen. Met de methode wordt bereikt dat leerlingen en cursisten zich meer gaan afvragen, dat hun vragenpakket gevarieerder wordt en dat de vragen zelf meer diepgang krijgen. Leerlingen en cursisten raken persoonlijker betrokken bij wat ze te weten willen komen en houden meer rekening met de persoon aan wie ze hun vragen stellen. Ze gaan ook omzichtiger te werk bij het formuleren van hun vragen. Als de methode wordt gebruikt door een groep, wordt er ook mee bewerkstelligd dat meer groepsleden aan bod komen bij het vragen stellen.
De Begrippenbasis is op te vatten als een kruising tussen twee interessante onderwijsvernieuwingen. De ene is ‘Open Projectonderwijs’ (www.openprojectonderwijs.nl of www.mep.schilpdel.nl) en de tweede is wat vroeger ‘Taaldrukken’ heette en tegenwoordig ‘Taalvorming’ (www.taalvorming.nl).
In projectonderwijs hadden we jarenlang ervaren hoe het vragen stellen door leerlingen in zijn werk gaat wanneer zij onderzoek doen naar hun zelf gekozen thema’s. We hadden methoden ontwikkeld om de verslaglegging te verbeteren en om vormen van ordening aan te brengen in de verzamelde antwoorden. Via bovengenoemde website over open projectonderwijs is een DVD te bestellen waarin deze methode wordt beschreven: ‘Leerlingen leren onderzoeken, de methode Puntenlijsten’.
Hiermee lukte het ons tot op zekere hoogte om ook het gehalte van de vragen zelf te verbeteren. Maar we bleven zoeken naar mogelijkheden om het vragen stellen zelf gericht aan te pakken. In het ‘Taaldrukken’ vonden we de elementen die we nodig hadden en die integreerden we in de bestaande methoden voor het leren onderzoeken in open projectonderwijs.
De Begrippenbasis is ontwikkeld in het Open Projectonderwijs aan het Wagenings Lyceum, maar kreeg uiteindelijk vorm in de Basiseducatie voor volwassenen. De methode is echter geschikt voor alle andere vormen van onderwijs. Verderop staat beschreven hoe leerkrachten en begeleiders van cursussen zelf een Begrippenbasis kunnen maken voor hun groep.
De vragen kunnen gemaakt worden met verschillende bedoelingen en in verschillende situaties:
1. Ze kunnen bedoeld zijn voor een interview buiten de school of instelling.
2. Ze kunnen gesteld worden aan een gastspreker/ster in de groep.
3. Ze kunnen ook gesteld worden aan de leerkracht of begeleider zelf, bijvoorbeeld na een inleiding of na de vertoning van audiovisueel materiaal.
4. De Begrippenbasis kan ook gebruikt worden om leerlingen/cursisten ertoe te brengen zich vragen te gaan stellen over een bepaald thema, dus los van degene(n) aan wie ze gesteld worden.
5. De methode kan tenslotte een themakeuzeproces ondersteunen. Je afvragen wat je allemaal van een voorlopig gekozen thema zou willen weten, kan helpen bij de besluitvorming.
Zinvolle vragen stellen is van groot belang. In veel vormen van onderwijs raken leerlingen eraan gewend dat het de leerkrachten (of de boeken) zijn die de vragen stellen en dat zij het zijn die de antwoorden moeten geven. Daardoor heeft het stellen van vragen voor veel leerlingen en cursisten de bijsmaak gekregen van onwetendheid. In open projectonderwijs wordt geleerd dat het bedenken en stellen van weloverwogen vragen juist een teken is dat je iets geleerd hebt, dat zinvolle vragen het resultaat kunnen zijn van een leerproces.
Werken met de Begrippenbasis bestaat uit een aantal stappen. Eerst maken de leerlingen/cursisten kennis met een aantal (bijvoorbeeld drie) begrippen die door de leerkrachten/cursusleiding zijn uitgekozen uit de volgende verzameling, die natuurlijk kan worden aangevuld.
De begrippen in willekeurige volgorde:
afhankelijkheid
kwetsbaarheid
isolement
armoede
rijkdom
maakbaarheid
recht/onrecht
tegenstelling
emancipatie
(onder)ontwikkeling
onderdrukking
uitbuiting
bescherming
bezetting
verantwoordelijkheid
keuzes maken
democratie
dictatuur
historisch besef
industrialisatie
handel
arbeid
Noord/Zuid-verhouding
religie
imperialisme
racisme
pesten
buitensluiten
stigmatiseren
concurrentie
(ontwikkelings)hulp
(ontwikkelings)samenwerking
fascisme
familie
integratie
assimilatie
(on)veiligheid
terrorisme
vindingrijkheid
verraad
gewelddadigheid
straf
Niet al deze begrippen zijn begrippen in de letterlijke betekenis van het woord, maar voor het gemak noemen we ze toch maar zo. Met ieder van de drie gekozen begrippen (bijvoorbeeld: isolement, verzet en hulp) mogen de leerlingen/cursisten een tijdje ‘spelen’ om ze als het ware te enten op hun eigen ervaringen en kennis. Zo gaan de begrippen voor hen leven: ze stellen zich er iets bij voor en voelen verband met hun eigen persoon. Vanuit de begrippen die ze zich zo hebben toegeëigend, worden ze ertoe gebracht hun vragen te bedenken.
Welke begrippen je kiest uit de aangereikte verzameling hangt af van de thema’s die aan de orde zijn of die de groep gekozen heeft. Je kijkt dan welke begrippen je daarbij het beste vindt passen. Je kunt ze ook uitkiezen omdat jij het belangrijke begrippen vindt om je groep een tijdlang mee bezig te laten zijn. De gekozen begrippen en de manier waarop daarmee in deze methode wordt gewerkt, kunnen worden aangepast aan elk niveau van een groep.
Uitleg aan de hand van een praktijkvoorbeeld
In een Open Schoolgroep van vrouwen in de Basiseducatie zou mevrouw B. op bezoek komen en vragen beantwoorden over haar ontwikkelingswerk in Nicaragua. Ze had tevoren wat informatie gestuurd en die was door de groep gelezen. Uit de rij begrippen werden door de cursusleiding isolement, verzet en hulp gekozen omdat die pasten bij de te verwachten presentatie van mevrouw B. Deze begrippen waren ingevuld op een formulier dat werd uitgedeeld.
1. Isolement
De groep hield zich eerst bezig met isolement. In deze groep was het nodig eerst de betekenis van het woord uit te leggen door te vragen naar voor de cursisten bekende aanknopingspunten: isoleren van elektrische draden, isoleercel, enzovoort. Daarna werd een gedicht ten gehore gebracht dat een Chileense politieke gevangene schreef voor zijn kind.
Na deze inleiding op het begrip werd de cursisten gevraagd bij isolement een aantal gebeurtenissen op te schrijven uit hun tijd op de basisschool waarbij zij zich alleen, geïsoleerd hadden gevoeld. Wat zij opschreven hoefde alleen voor henzelf begrijpelijk te zijn en kon in een paar woorden worden genoteerd.
Een cursiste noteerde:
juffr.Groeneweg
Riet weg
pappa (te laat)
touwtje springen
zwemles
2. Verzet
Op dezelfde manier werd te werk gegaan met de andere begrippen. Bij verzet werd het begrip ingeleid door een reproductie uit te delen van een schilderij dat een bewoner van het Braziliaanse regenwoud had geschilderd met zelfgemaakte verf van kleurstoffen uit bladeren. In de bijbehorende tekst konden de cursisten lezen hoe deze man zich met het maken van zijn schilderijen verzette tegen het kappen van het woud.
Hierna werd hen gevraagd herinneringen op te halen aan ‘kleine daden van verzet’ die ze ergens in hun leven hadden gepleegd: eens een keer geen ‘ja en amen’ zeggen op een onredelijk verzoek, niet naar iets toegaan waar je eigenlijk geen zin in had, maar waarvan ‘men’ vond dat het zo hoorde, voor iemand opkomen die gediscrimineerd werd, enzovoort. Ook hier weer mochten de cursisten wat ze opgeschreven hadden voor zichzelf houden en ging het om een lijstje van kleine voorvallen.
Dezelfde cursiste noteerde:
strafwerk
niet naar de kerk
Josje
3. Hulp
Bij het begrip hulp was een tekst over ontwikkelingshulp uit het tijdschrift ‘Onze Wereld’ uitgezocht. Het was het persoonlijke verhaal van een vrijwilliger die voor een ontwikkelingsproject in Turkije, samen met jongeren uit heel Europa en met de dorpsbewoners, een kanaal groef voor de aanleg van drinkwater.
Het bijbehorende lijstje eigen ervaringen moest gaan over hulp die je van andere mensen hoopte te krijgen, later als je oud was of als je om een andere reden hulp nodig had.
De cursiste noteerde:
niet in bejaardenhuis
auto
de was doen
De vragen die aan mevrouw B. gesteld zouden worden
De volgende stap was het bedenken van de vragen aan mevrouw B. Op het formulier konden de cursisten alles kort noteren wat ze nu wel eens zouden willen weten. De vragen mochten kriskras door elkaar staan en het moesten er zoveel mogelijk zijn.
Om op vragen te komen, mochten ze alles gebruiken wat ze ooit gehoord of gelezen hadden over Nicaragua en over de behandelde begrippen en alles wat ze bedacht hadden over hun eigen leven. Het gaf niet of het ‘brutale’ vragen waren; straks, als ze de vragen netjes gingen overschrijven, konden ze immers nog altijd dingen schrappen of anders formuleren. Het gaf ook niet of de vragen nog onduidelijk waren verwoord; straks zouden ze geholpen worden - als dat nodig was.
De cursiste maakte de volgende vragen:
Hebt u zichzelf wel eens alleen gevoeld in Nicaragua?
Waarom voelen witte mensen zich beter dan bruine?
Was u bang toen u die priester geholpen had? (dit voorval kwam voor in haar van tevoren uitgedeelde materiaal)
Zijn de Contra’s in Nicaragua ‘verzet’?
Was er verschil tussen mannen en vrouwen?
Mochten de kinderen veel?
Mogen bejaarden in Nicaragua op zichzelf (er stond: op hun eigen) leven?
Hebt u ook mensen gezien die geen goede hulp kregen, bijvoorbeeld omdat ze Contra waren?
Interessant is hoe de cursiste de begrippen isolement, verzet en hulp heeft geïntegreerd in haar vragen. Ook is in de vragen te lezen dat zij zich heeft ingeleefd in de ervaringen van mevrouw B.
Vergelijking van het soort vragen dat met en zonder de Begrippenbasis worden gemaakt
De vragen die de vrouwen van deze Open Schoolgroep hadden gemaakt met behulp van de Begrippenbasis, konden we niet vergelijken met vragen uit een groep die zonder voorbereiding had gewerkt. Maar in twee verschillende Bijspijkergroepen van vrouwen uit de Basiseducatie, konden we de vragen wèl met elkaar vergelijken.
We hadden het diaklankbeeld De gans eet het brood van de eenden op, mijn kindertijd in een Jappenkamp op Java vertoond en de cursisten zouden na afloop vragen stellen aan Anne-Ruth Wertheim, die de DVD over haar kindertijd had gemaakt (de DVD is te bestellen via www.cmo.nl).
In de ene Bijspijkergroep hadden we de vertoning voorbereid met de Begrippenbasis, in de andere niet. Als begrippen hadden we gekozen: emancipatie, racisme en keuzes maken.
Zonder voorbereiding werden de volgende vragen gesteld (gecorrigeerd):
Hoe lang duurde de oorlog in Indonesië precies?
Van welke stof zijn de poppetjes in het diaklankbeeld gemaakt?
Waarom waren er Indonesische bewakers?
Met wie waren de Japanners geallieerd?
In de Bijspijkergroep die wel met de Begrippenbasis had gewerkt (met de begrippen emancipatie, racisme en keuzes maken) werden de volgende vragen gesteld (gecorrigeerd):
Hoe kan iemand verder na zulke ervaringen?
Is, wat er in dat kamp gebeurde te vergelijken met wat Marokkaanse en Turkse kinderen hier meemaken?
Was er verschil tussen hoe mannen en vrouwen in hun kampen durfden te doen tegenover de Japanners?
Krijgen mensen die onderdrukt worden altijd een sterke band?
Waar ligt het aan dat je jezelf beter voelt dan een ander?
Hoe kan het dat zoveel mensen willen dat het onrecht ophoudt en dat het toch niet gebeurt?
Mannen hadden de macht in het kamp, zou het anders zijn geweest als het vrouwen waren geweest?
Hier komen de begrippen emancipatie, racisme en keuzes maken als zodanig niet voor in de vragen, maar kun je ze er toch in terugvinden.
Duidelijk is ook dat de vragen die waren voorbereid met de Begrippenbasis veel meer diepgang hadden dan de vragen die zonder voorbereiding waren gemaakt. Die laatste waren overwegend feitelijk. Op zichzelf is er natuurlijk niets tegen feitelijke vragen, maar voor de beantwoording daarvan heb je strikt genomen geen gastspreker/ster of te interviewen persoon nodig; die antwoorden zijn vaak zelfs te vinden op internet of in een encyclopedie.
De vragen van de groep die met de Begrippenbasis had gewerkt, waren ook veel persoonlijker. En daarmee bedoelen we dat ze gaan over persoonlijke ervaringen en ideeën van de gast, maar ook dat eruit spreekt dat de cursisten daar betrokken mee omgaan.
Voordat wij de Begrippenbasis hadden ontwikkeld, maakten we bij het uitnodigen van gastsprekers/sters in onze groepen vaak mee hoe bot het kon overkomen wanneer leerlingen of cursisten persoonlijke vragen afvuurden op een gast, met name wanneer die veel had meegemaakt. Met hun houding en toon, maar ook in hun formuleringen gaven ze wel aan nieuwsgierig te zijn naar de antwoorden, maar het was een eenzijdig uithoren waar zijzelf volkomen buiten bleven. Tegen de cursisten zeggen dat je dat niet prettig vond, hielp nauwelijks. Het werken met de Begrippenbasis bleek op dit punt een wereld van verschil te maken. Dat de leerlingen/cursisten eerst uitvoerig stilstaan bij hun eigen ervaringen en die ook verwerken in hun vragen, maakt dat ze uit zichzelf gaan getuigen van betrokkenheid en respect.
Nieuwe vragen maken na afloop van een interview of presentatie van audiovisueel materiaal
Wanneer een groep zonder voorbereiding vragen heeft gemaakt, kan na afloop van het interview alsnog met de Begrippenbasis worden gewerkt. Die vragen kunnen dan natuurlijk niet meer worden gesteld aan de gastspreker/ster, zodat de antwoorden op andere manieren gevonden moeten worden. Maar waar het om gaat is dat duidelijk wordt hoe belangrijk vragen zijn, bijna nog belangrijker dan antwoorden. Vragen zijn ook de moeite waard als ze niet meteen beantwoord worden. Als ze in je achterhoofd blijven hangen, maken ze dat je dieper gaat nadenken over wat je later tegenkomt.
In de Bijspijkergroep die eerst zonder voorbereiding vragen had gemaakt over het diaklankbeeld over de Jappenkampen en achteraf toch nog met de Begrippenbasis had gewerkt, werden toen de volgende vragen gemaakt (gecorrigeerd):
Waarom waren de blanken eigenlijk in Indonesië?
Zien kinderogen hetzelfde als volwassen ogen?
Vergeet je eerder wat er met jezelf gebeurt dan wat er met een ander gebeurt?
Waarom werden de Joden ingedeeld tussen de niet-Joden en de Oosterse Joden?
Is er verschil tussen discriminatie om Westerse huidskleur en om politieke richting?
Zelf een begrippenbasis maken
Als leerkracht of begeleider kies je zelf (drie) begrippen uit de begrippenlijst. Welke begrippen je kiest hangt, zoals we in het voorgaande bespraken, af van het verband waarin de Begrippenbasis wordt gebruikt.
Een toepasselijke inleiding zoeken per begrip
Bij ieder van de gekozen begrippen zoek je een toepasselijke inleiding. Dat kan een verhaal zijn of een passage uit een boek die je voorleest of die je de cursisten zelf laat lezen. Het kan ook een beeld zijn om te bekijken, een reproductie van een schilderij of een poster. Of je zoekt een fragment van een CD uit om naar te luisteren, met een lied of een ingesproken gedicht of muziek met speciale betekenis. Het kan ook een fragment zijn uit een film of een televisieprogramma dat illustratief is voor het begrip.
Als je ervoor zorgt dat je inleiding kunstzinnig is, geef je daarmee aan dat je vindt dat er niet al te zakelijk/technisch naar het begrip gekeken moet worden. Maar je kunt er ook voor kiezen om dat juist wèl te laten doen, wanneer je denkt dat dat bij jouw groep zal aanslaan of als je vindt dat het begrip zo benaderd moet worden.
Het is niet de bedoeling dat je in deze fase de begrippen zelf helemaal gaat uitdiepen, onder verwijzing naar grote historische gebeurtenissen of wereldwijde verbanden. Daarmee zou je je volgende doel in het werken met de Begrippenbasis voorbij schieten: het begrip toehalen naar de persoonlijke belevingsfeer van de leerlingen/cursisten.
Dat uitdiepen van de begrippen kan natuurlijk wel na afloop van het maken van de vragen.
‘Het begrip bij jezelf brengen’
De volgende stap bestaat eruit dat je je leerlingen of cursisten ertoe brengt het begrip dichterbij te halen en een deel van henzelf te laten worden. Je brengt hen ertoe het begrip naar zich toe te halen in de ruimte, door een vraag te stellen over het verband tussen het begrip en hun eigen ervaringen. Om over dat verband te kunnen nadenken moeten ze die ervaringen naar zich toetrekken in de tijd. De periode waarin de eigen ervaringen werden opgedaan, moet je in je vraag afbakenen en meestal is het ook goed ze een beetje verwijderd van het ‘hier en nu’ te zoeken.
In de wereld van het ‘Taaldrukken’ oftewel de ‘Taalvorming’ noemen ze dit alles klein maken.
Eigen ervaringen ‘klein maken’
In het beschreven praktijkvoorbeeld van de Open Schoolgroep bakenden we bij het begrip isolement de ervaringen van de cursisten af tot hun tijd op de basisschool, die voor volwassenen al wat langer geleden is. Bij het begrip verzet bakenden we de periode niet af in de tijd, maar maakten we de ervaring zelf klein door hen te vragen ergens in hun leven te zoeken naar ‘kleine daden’ van verzet. En bij het begrip hulp legden we de vraag naar hun eigen ervaringen in de toekomst.
Dit ‘klein maken’ van de eigen ervaringen doe je om te maken dat leerlingen en cursisten worden teruggeseind naar een bepaalde gebeurtenis of voorval uit hun eigen leven en niet hoeven te verdrinken in een gedachtenbrij over hun hele kindertijd, hun hele jeugd of zelfs hun hele leven. Het klein maken is ook bedoeld om te voorkomen dat er al te makkelijk hele grote en indrukwekkende gebeurtenissen aan de orde komen, die nog maar kort geleden gebeurd zijn. Niet dat we zo bang zijn voor emoties. Maar in de Begrippenbasis is het bezig zijn met eigen ervaringen bedoeld om een bepaald begrip in de persoonlijke sfeer te brengen en niet om uitgebreid met de ervaring zelf aan het werk te gaan. Om de ervaringen die je oproept klein te maken, kan het ook helpen om zelf het goede voorbeeld te geven door een paar alledaagse voorvallen uit je eigen leven te vertellen.
In de afbakeningen in de tijd kun je wat variatie aanbrengen door de vraag de ene keer te richten op het verleden en de andere keer op de toekomst.
Zelf vragen opstellen
Je leerlingen of cursisten zijn nu dus met de drie door jou gekozen begrippen op zo’n manier bezig geweest dat je kunt verwachten dat zij zich er iets bij voorstellen en dat het allemaal dichter bij henzelf is gekomen. Nu vraag je hen vanuit ieder van die begrippen enkele vragen te bedenken om te stellen aan de gast, aan de te interviewen persoon, of ‘gewoon aan jezelf’. Dit opstellen van vragen gebeurt evenals al het voorgaande, individueel.
De overlap halen uit de individueel opgestelde vragen
Na het individuele werken aan de vragen, kun je de leerlingen/cursisten in twee- of drietallen bij elkaar laten zitten om de overlap uit de vragen te halen. In die gesprekken kunnen ze ontdekken dat sommige vragen, als je er samen over nadenkt, door jezelf of door andere groepsleden beantwoord kunnen worden. Ze kunnen ook vragen herformuleren of nog op nieuwe, interessante vragen komen. Het uitstel van het interview dat je door deze tussenstap bewerkstelligt, maakt dat de spanning stijgt waarmee de antwoorden tegemoet worden gezien. En verder wordt het interview meer iets gemeenschappelijks als je beter weet waarom een ander in een bepaald antwoord geïnteresseerd is.