
Om half een haal ik Milan van school en om één uur moet hij op zijn nieuwe school zijn. Een half uur is krap om op deze tijd van de dag de halve stad door te rijden en daarom had zijn moeder hem op het hart gedrukt klaar te staan als ik kwam. Hetgeen niet het geval is en mij een boze opmerking ontlokt. Achterin de auto is hij ongebruikelijk stil. Ik zie in de achteruitkijkspiegel een ineengedoken persoontje.
Ik: Ben je ergens boos over?
Milan: Nee.
Ik: Ben je ergens verdrietig over?
Milan: Nee.
Stilte. Dan bedenk ik ineens wat het kan zijn.
Ik: Ben je soms een beetje zenuwachtig omdat je voor het eerst je nieuwe klas ziet?
Milan met een diepe zucht: Best wel!
Ik: Dat hoeft echt niet, in alle klassen en groepen waar jij nieuw inkwam waren er altijd meteen kinderen die jij aardig vond en die jou aardig vonden, dus dat is vast nu ook weer zo!
Weer stilte. En dan: Nou ik er over nadenk, is dat wel zo. Ja.
Ik kijk in de spiegel en we wisselen tevreden blikken.