Uitgangspunten, kenmerken en doelstellingen van open projectonderwijs

Gebaseerd op teksten van de Stichting Ontwikkeling Projektonderwijs, zie ook  www.mep.schilpdel.nl

De tekst is geactualiseerd door: Anne-Ruth Wertheim, Theo Jansen en Johan Marteijn
April 2007   

Inleiding

Om te beginnen op de VWO/HAVO school ‘Het Wagenings Lyceum’ te Wageningen en vervolgens ook op andere scholen voor voortgezet onderwijs, variërend van MAVO tot en met Lager Beroepsonderwijs, werd tussen 1973 en 1989 een bijzondere vorm van projectonderwijs ontwikkeld. Vanwege het ontbreken van vakgebonden doelstellingen en het open karakter van de leerprocessen werd dit projectonderwijs ‘open projectonderwijs’ genoemd.
De uitgangspunten, kenmerken en doelstellingen van dit projectonderwijs zijn hieronder in korte punten omschreven. De lijst is niet bedoeld als checklist om doelen af te vinken die in ieder project moeten worden nagestreefd, laat staan gerealiseerd. Het gaat veel meer om een ‘filosofie’: wezenlijke uitgangspunten, kenmerken en doelstellingen van onderwijsvormen die de persoonlijke en maatschappelijke vorming van leerlingen serieus nemen, zonder hen over te leveren aan de vage opdracht om ‘zelfstandig te leren’. De lijst is bedoeld om richting en houvast te geven aan onderwijs dat de maatschappelijke betekenis van leren verbindt met het plezier en de nieuwsgierigheid, inventiviteit, betrokkenheid en solidariteit die leerlingen eigen is.
Kortheidshalve wordt in het hiernavolgende gesproken over projectonderwijs en projecten.

Uitgangspunten en kenmerken van projectonderwijs

  • De basis van de leerprocessen in projectonderwijs is een combinatie van onderzoeksactiviteiten van leerlingengroepjes en de manier waarop zij daarbij samenwerken.
  • Leerkrachten begeleiden deze processen intensief waarbij leren onderzoeken en leren samenwerken nauw verweven zijn.
  • In een proces waarvoor ruim tijd wordt uitgetrokken kiezen leerlingen zelf thema’s die zij gaan onderzoeken.
  • Het themakeuzeproces verloopt van individuele keuzes per leerling naar groepsvorming rondom een gemeenschappelijk thema.
  • Het gebied waarbinnen thema's mogen worden gezocht, wordt ingeperkt door de volgende voorwaarden:
  1. Leerlingen moeten er persoonlijk bij betrokken zijn: “het moet iets met jezelf te maken hebben”.
  2. Het thema moet onderzocht kunnen worden aan de hand van veelsoortige bronnen, binnenschoolse maar ook buitenschoolse: boeken, internet, audiovisueel materiaal, bezoeken aan instellingen en bedrijven, persoonlijke  ontmoetingen.
  3. Het thema moet niet te uitgebreid zijn en niet te beperkt: onderzoekbaar in de beschikbare tijd.
  4. Het thema moet persoonlijke en maatschappelijke betekenis hebben.
  5. Het onderzoek moet probleemstellend en als het kan ook probleemoplossend zijn

Voorafgaand aan het eigenlijke onderzoek kunnen de leerkrachten een Begrippenbasis inbouwen, om een aantal begrippen te verhelderen en de leerlingen emotioneel bij het onderzoek te betrekken. Hiervoor kiezen de leerkrachten begrippen die, wanneer er een koepelthema of een centrale vraagstelling is, daarbij aansluiten. In de andere gevallen kiezen zij begrippen die zij van belang vinden voor het onderzoek. Ook in de loop van het onderzoek kunnen nog begrippen worden ingevoegd, bijvoorbeeld als voorbereiding op een bezoek of interview.

 

  • Buitenschoolse ervaringen zijn onmisbaar, evenals de binnenschoolse verwerking.
  • Naast de onderzoeken van de groepjes vinden er in een project activiteiten plaats die gericht zijn op gezamenlijk zelfbeheer: klassenvergaderingen met democratische menings- en besluitvorming over de algemene gang van zaken, de organisatie van ouderavonden, presentaties en werkweken buiten de school.
  • Projecten bestrijken zo mogelijk een lange periode (liefst enkele maanden) en nemen een aantal lesuren per week in beslag.
  • De begeleiding bestaat uit enkele leerkrachten die gelijktijdig aanwezig zijn en de verantwoordelijkheid voor de gang van zaken systematisch delen met de leerlingen.
  • Eigen interesses en ervaringen van leerlingen vormen de uitgangspunten voor de leerprocessen. Maar dat betekent niet dat de richting waarin de leerprocessen worden begeleid willekeurig is. In de doelstellingen van projectonderwijs wordt omschreven wat voor inzichten, houdingen en vermogens worden nagestreefd.
  • Projectmatig’ begeleiden betekent dat leerkrachten bij de begeleiding van leerlingen zèlf houdingen, inzichten en vaardigheden ontwikkelen die een project tot een wederzijds leerproces maken. Het leren in projectonderwijs gebeurt op basis van gelijkwaardigheid. Alle betrokkenen leren van en aan elkaar en leerkrachten vermijden het gebruik van machtsmiddelen.
  • Bij dit projectmatig begeleiden maken leerkrachten gebruik van gestructureerde methoden voor zowel het leren onderzoeken als het leren samenwerken.
  • De beoordeling in projectonderwijs is bedoeld om de individuele en gezamenlijke leerprocessen van de leerlingen te bevorderen en niet om hen te selecteren. Wel is het wenselijk, in overleg met de leerlingen, minimumeisen per doelstelling te formuleren, uitgaande van hun individuele vermogens aan het begin van een project.
  • Evaluatie vindt tussentijds en aan het eind van een project plaats in processen waarbij deleerlingen betrokken zijn. Tot de voortgangsrapportage kan een woordrapport behoren, dat persoonlijk is en niet-vergelijkend. De voortgang wordt afgemeten aan de eigen uitgangssituatie, vermogens, behoeften en inzet van de leerling en niet vergeleken met die van anderen. Er wordt geschreven in termen van vooruitgang en waar die stagneert, wordt aangegeven hoe daarin verandering kan komen en welke ondersteuning leerkrachten en medeleerlingen daarbij kunnen geven.

Doelstellingen van projectonderwijs

Om enig houvast te geven bij de voorbereiding, begeleiding en evaluatie van een project worden de beschreven uitgangspunten en kenmerken vertaald naar concrete doelstellingen.

Eerst volgen hier de twee hoofddoelstellingen van dit (open) projectonderwijs:

1. Leren onderzoeken van de maatschappelijke werkelijkheid
Leerlingen leren een onderzoekende houding te ontwikkelen ten opzichte van informatie en interpretaties daarvan en ten opzichte van denkbeelden, gevoelens en gedragingen die zij aantreffen in de maatschappij, bij anderen en bij zichzelf. Zij leren zich vragen te stellen en antwoorden ter discussie te stellen over aangetroffen situaties en verhoudingen en over hun eigen en andermans reacties daarop. En ze leren nadenken over mogelijke oplossingen voor wat ze ervaren als (on)juist, (on)rechtvaardig of problematisch.

2. Leren samenwerken en solidair zijn

Leerlingen leren gelijkwaardig met elkaar samen te werken. Ze leren hun eigen en elkaars behoeften en belangen te onderkennen om van daaruit keuzen te kunnen maken, gezamenlijk beslissingen te nemen en doelgerichte activiteiten te ondernemen, waarin iedereen zoveel mogelijk tot zijn/haar recht komt.
Binnen deze twee doelstellingen kan een scala aan sub-doelstellingen en activiteiten worden geformuleerd, waarvan hieronder een lange lijst van mogelijkheden wordt getoond. Enerzijds is deze lijst niet uitputtend, anderzijds is het niet de bedoeling deze lijst punt voor punt af te werken. De omstandigheden van een project bepalen welke keuzes gemaakt worden, door leraren en door leerlingen. De lijst is een soort bibliotheek.

Mogelijkheden bij  1. Leren onderzoeken van de maatschappelijke werkelijkheid

1.1.      Leren onderzoeken van de maatschappelijke werkelijkheid Leren:

  • onderscheiden van meningen en feitenformuleren en afbakenen van zinvolle vraagstellingen
  • kiezen en toepassen van passende onderzoeksmethoden
  • kritisch te zijn ten opzichte van verworven informatie
  • aangeboden informatie in twijfel te trekken
  • alert te worden op onvolledigheid van aangeboden/verworven informatie
  • (verhulde) informatie in verband te brengen met (maatschappelijke) belangen en tegenstellingen
    simplistische tweedelingen in goed en kwaad te problematiseren
  • vooroordelen te onderkennen
  • vooroordelen in verband te brengen met (maatschappelijke) belangen en tegenstellingen
  • (verhuld) onrecht en ongelijke machtsverhoudingen te onderkennen
  • maatschappelijke samenhangen te ontdekken
  • gegevens te ordenen tot conclusies
  • zinvolle verslagen te maken
  • gegevens/informatie aansprekend te presenteren
  • eigen meningen zoveel mogelijk te baseren op eigen onderzoek
  • niet te snel een mening te vormen/te oordelen
  • twijfelen
  • dat de uitkomst van een onderzoek ook kan bestaan uit scherpere of nieuwe vragen
  • onduidelijkheden en twijfels om te zetten in nieuwe vraagstellingen
  • op grond van nieuwe informatie eigen meningen te wijzigen
  • (maatschappelijke) vanzelfsprekendheden ter discussie te stellen
  • eigen denkbeelden, gevoelens en gedragingen ter discussie te stellen
  • verbanden te zien tussen historisch gegroeide structuren en denkbeelden, gevoelens en gedragingen van (groepen) mensen
  • verbanden te zien tussen historisch gegroeide structuren en eigentijdse gebeurtenissen en ontwikkelingen.

1.2. Leren ontwerpen

Leren:

  • vorm te geven aan eigen leersituaties: onderzoeksactiviteiten, verwerkingen, presentaties, acties
  • plannen
  • ontwerpen van presentaties om kennis te delen
  • ontwerpen van alternatieven voor onrechtvaardige/ondoelmatige/frustrerende situaties
  • ontwerpen van uiteenlopende oplossingen voor problemen
  • ontwerpen van toekomstbeelden
  • (‘talige’/beeldende/theatrale/muzikale) ontwerpen publiek te presenteren.

Mogelijkheden bij 2. Leren samenwerken en solidair zijn

 2.1. Leren samenwerken

Leren:

  • verantwoordelijkheden af te bakenen
  • verantwoordelijkheden te verbinden met een democratische verdeling en aanvaarding van taken
  • elkaar ter verantwoording te roepen
  • elkaar te confronteren zonder te vernederen
  • kritiek te verbinden met het zoeken naar oplossingen
  • kritiek en waardering te uiten en te aanvaarden van elkaars vaardigheden en kundigheden
  • initiatieven te nemen
  • initiatieven van anderen op waarde te schatten
  • naar elkaar te luisteren
  • minder te denken in termen van persoonsgebonden verwijten en meer in termen van wisselwerkingen en rollen
  • de eigen gevoelens op tijd en in voor anderen begrijpelijke vormen te uiten
  • anderen te helpen hun gevoelens op tijd en in voor anderen begrijpelijke vormen te uiten
  • vooroordelen en roddel te bestrijden
  • doorzien wat de oorzaken en gevolgen kunnen zijn van rangordes en etiketteringen in groepen (bijvoorbeeld zondebokfunctie)
  • het bestaan van rangordes in groepen te plaatsen in maatschappelijke samenhangen
  • eigen meningen zorgvuldig te vormen
  • voor een eigen mening uit te komen, ook als die afwijkt van de meerderheid
  • het persoonlijke maatschappelijk te interpreteren en omgekeerd
  • volharden in het bestrijden van onrecht
  • kleine stapjes vooruit bij het bestrijden van onrecht te onderkennen
  • kiezen met wie solidair te zijn
  • dat samenwerken en solidair zijn te leren zijn.

2.2.    Leren organiseren en beheren

Leren:

  • vergaderen (als voorzitter/ster, als notulant en als deelnemer/ster)
  • financiën te beheren
  • plannen en werkschema’s op te stellen en uit te voeren
  • onderscheiden tussen menings- en besluitvorming
  • voorstellen te formuleren en toe te lichten
  • samenvatten
  • gemeenschappelijke activiteiten te organiseren
  • delegeren
  • mandaat te geven en te aanvaarden
  • materiaal te beheren
  • communicatiemiddelen zinvol te hanteren
  • gezamenlijk werktijden en pauzes in te delen
  • vormgeven aan alternatieven voor onrechtvaardige, ondoelmatige en frustrerende situaties.