De pijnlijk late erkenning van 17 augustus 1945

De erkenning van 17 augustus 1945 als de echte datum waarop de Republiek Indonesië is gesticht, heeft de voormalige kolonisator Nederland heel wat hoofdbrekens gekost. En nu dat eindelijk zo ver was, gebeurde het nog halfslachtig.
----------------------
De pijnlijk late erkenning van 17 augustus 1945
Anne-Ruth Wertheim

Op maandag 29 mei 2023 stond ik met mijn kleindochter Lucien Sánchez van Kammen en mijn schoonzoon Jean-Yves Glérant voor het Proclamatiemonument in Jakarta. Daar staan de twee meer dan levensgrote bronzen beelden van de Indonesiërs Soekarno en Mohammad Hatta, die op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid proclameerden van de Republiek Indonesia. Tussen hen in zie je een koperen plaat die het briefje verbeeldt dat Soekarno met Hatta aan zijn zijde die ochtend voorlas, staande op de voorgalerij van zijn huis in Jakarta.

Op maandag 29 mei 2023 stond ik met mijn kleindochter Lucien Sánchez van Kammen en mijn schoonzoon Jean-Yves Glérant voor het Proclamatiemonument in Jakarta

In het Nederlands: ‘Wij, het volk van Indonesië, verklaren hierbij de onafhankelijkheid van Indonesië. Aangelegenheden betreffende de machtsoverdracht en andere zaken worden op zorgvuldige wijze in zo kort mogelijke tijd uitgevoerd.’ Gedateerd Djakarta, 17-8-05. Het jaartal ‘05’ verwees naar het jaar 2605 van de Japanse jaartelling, die op dat moment eigenlijk al twee dagen niet meer van toepassing was; op 15 augustus 1945 had Japan zich overgegeven aan de geallieerden.

De tekst van de Proclamatie

De tekst van de Proclamatie

Ruim twee weken na ons bezoek aan het monument, op 14 juni 2023, verklaarde de Nederlandse regering bij monde van premier Rutte dat van nu af aan de datum 17 augustus 1945 zal worden aanvaard als het moment waarop de Republiek Indonesia gesticht werd, en dus als het eind van onze koloniale overheersing over het eilandenrijk. Daarmee is dan eindelijk het Nederlandse standpunt verlaten dat de republiek pas zou zijn ontstaan op 27 december 1949, de dag waarop Nederland de soevereiniteit aan Indonesië overdroeg. In de vier tussenliggende jaren voerde Nederland een bloedige oorlog tegen de Indonesische inwoners die streden voor de onafhankelijkheid van hun land.

Deze doorbraak in het denken van Nederlandse regeringen kan niet anders dan als historisch worden beschouwd. Want alle (negentwintig!) regeringen die ons land in de laatste 78 jaren hebben bestuurd, hebben bij hoog en bij laag volgehouden dat de Republiek Indonesia was ontstaan op de dag waarop Nederland de soevereiniteit overdroeg. En zonder uitzondering hebben die regeringen daarom al die jaren geweigerd het Indonesische volk op 17 augustus geluk te wensen.

In de laatste twintig jaar ben ik talloze malen terug geweest in mijn geboorteland, meestal met mijn levensgezel en telkens met andere kinderen, schoonkinderen en kleinkinderen, om hen te laten zien waar ik de eerste elf jaren van mijn leven heb doorgebracht. Maar geen van die keren heb ik het proclamatiemonument bezocht. Niet dat ik de betekenis van de proclamatie op 17 augustus 1945 onderschatte, maar het was er gewoon nog nooit van gekomen. In mijn publicaties betoogde ik wel uitvoerig hoe beschamend ik het vond dat Nederland zo verbeten weigerde die datum te erkennen. En hoe onbegrijpelijk ik het vond dat zoveel Nederlandse burgers zich lieten wijs maken dat Nederland na die datum simpelweg bezig zou zijn geweest onlusten op eigen grondgebied de kop in te drukken en daarom hardnekkig bleven spreken van ‘politionele acties’.

Wie overigens gedacht had dat met het uitspreken van de verklaring op 14 juni jl. een eind is gekomen aan de Nederlandse schijnheiligheid, komt bedrogen uit. Want aan die verklaring voegde de regering nog toe dat de geweldsmisdrijven die Nederlanders in die vier oorlogsjaren hebben begaan ‘in juridische zin’ geen oorlogsmisdaden mogen worden genoemd, omdat de strijd geen oorlog was geweest tussen twee erkende staten.

In plaats van de moed te hebben toe te geven dat de koloniale oorlog nooit gevoerd had moeten worden, blijft de Nederlandse regering zich verschuilen achter dit soort drogredeneringen. En hebben op hun beurt de organisatoren van de 4 mei-herdenkingen op de Dam weer niet de moed gehad de consequenties te dragen van dat gesjoemel. Toen men destijds besloot het aantal te herdenken doden uit te breiden met de gevallenen tijdens de ‘politionele acties’, wilde ik weten of dit betekende dat naast de 6000 Nederlandse doden óók de 100.000 Indonesische doden werden herdacht? Het ging immers om de doden die waren gevallen op ons eigen grondgebied? Nee, kreeg ik ten antwoord, er werden alleen Nederlandse doden herdacht. Maar tussen 1945 en 1949, zolang de Nederlandse soevereiniteit nog niet was overgedragen aan de Republiek Indonesia, waren de Indonesische doden toch nog steeds Nederlandse onderdanen? Maar nee, die werden niet herdacht.
Ik heb altijd meegeleefd met de honderdduizenden Nederlandse soldaten die werden uitgezonden naar een ver land, waar hen de verschrikkingen van een koloniale oorlog te wachten stonden. En wat moeten degenen onder hen die daar medeplichtig werden aan oorlogsmisdaden, de rest van hun leven geleden hebben onder hun herinneringen. Maar we moeten ook niet vergeten dat toen minstens vierduizend dienstplichtigen, onder wie nogal wat communisten, geweigerd hebben te gaan. En dat die hier in Nederland vervolgens niet alleen jarenlange gevangenisstraffen hebben moeten uitzitten, maar in veel gevallen na afloop ook nog grote problemen ondervonden bij het vinden van werk; ook het eerherstel voor deze mensen laat nog steeds op zich wachten.
Dat ik er afgelopen 29 mei 2023 voor het eerst toe kwam het Proclamatiemonument te bezoeken samen met mijn kleindochter en schoonzoon, had niets te maken met de komende regeringsverklaring, want dat die zou worden uitgesproken wist ik niet. Het had alles te maken met het onderzoek dat mijn broer Hugo Wertheim in 2016 gedaan heeft. Toen is onze familie te weten gekomen dat mijn moeder, zus, broer en ik op het moment dat de proclamatie werd uitgesproken, op gehoorsafstand van die gebeurtenis gevangen zaten in het Japanse kamp ADEK. Dit laatste van de drie kampen waarin wij gevangen hebben gezeten, sloegen we bij onze nostalgische bezoeken altijd over omdat we wisten dat de verzameling barakken waaruit het had bestaan was afgebroken en vervangen door een woonwijk. Maar mijn broer had de plattegrond van Batavia uit 1942 vergeleken met die van het tegenwoordige Jakarta en gezien dat zich vlak naast waar vroeger kamp ADEK had gelegen, nu een Proklamasipark bevond. En toen hij er vervolgens met zijn gezin ging kijken, troffen zij daar inderdaad het monument aan met daar omheen een park.

Raadpleging van het dagboek dat onze moeder de hele kamptijd lang heeft bijgehouden, leerde ons dat zij in de nacht van de 17de augustus 1945 toevallig wacht had moeten lopen. Daartoe waren alle volwassen vrouwen uit het kamp eens in de zoveel tijd verplicht, ze moesten dan registreren of ze ergens onraad bespeurden en dat melden aan het Japanse kampcommando. Aangekomen in de buurt van de kampomheining had ze ineens geluiden opgevangen die afkomstig bleken uit een luidspreker niet ver buiten het kamp. Ze was de omheining zo dicht mogelijk genaderd en had lang staan luisteren of ze kon verstaan wat er gezegd werd, maar dat lukte haar niet. De volgende dag, zo schreef ze in haar dagboek, had ze haar kampgenoten verteld dat ze er zeker van was dat daar iets bijzonders aan de hand was geweest.

We weten nu dat middenin wat nu het proclamatiepark is, het later afgebroken huis heeft gestaan waarin Soekarno in 1942 was gaan wonen nadat hij door de Japanners was bevrijd uit zijn jarenlange gevangenschap en ballingschap onder het koloniale bewind. Ook weten we dat de proclamatie is uitgesproken op de voorgalerij van dat huis en dat er de avond tevoren haastig een (verboden) rood/witte vlag in elkaar was genaaid, die men aan een bamboestok had bevestigd en in de tuin geplant. En tenslotte weten we dat er die avond rondom dat huis is gefeest door een menigte opgetogen Indonesiërs. Noot.

Voorlezing van de Proclamatie tekst

17 augustus 1945. Op de voorgalerij van zijn huis in Jakarta leest Soekarno met Hatta aan zijn zijde de Proclamatie voor.

In het licht van de recente, pijnlijk late erkenning door onze regering van het de facto onafhankelijk worden van het Indonesische volk, eindig ik met de woorden die één van onze grootste schrijvers, Louis Couperus, al omstreeks 1900 neerschreef. Hij was toen negen maanden op Java geweest, had nauwkeurig waargenomen hoe de Indonesiërs zich gedroegen tegenover ons, hun overheersers, en voorspelde op lucide wijze dat hun onderwerping niet eeuwig zou duren.

Louis Couperus De Stille Kracht, Uitg. 1973, Bussum, pp 96,97.
[…]
De mystiek der zichtbare dingen op dat eiland van geheimzinnigheid, dat Java is . . . Uiterlijk de dociele kolonie met het overheerste ras, dat niet opgewassen was tegen de ruwe koopman, die […] gretig en winzuchtig, […] plantte voet en vlag op de ineen stortende keizerrijken […] die wankelden, als had de grond vulkanisch geaardbeefd.

Maar, diep in zijn ziel, nooit overheerst, hoewel zich, voornaam minachtend glimlachend, schikkend, lenig neervlijende onder zijn noodlot; diep in zijn ziel […] vrij levend een eigen mysterie-leven, verborgen voor de Westerse blik, hoe die ook het geheim te doorgronden zoekt - als met een wijsbegeerte van toch vooral glimlachend voorname rust te bewaren, buigzaam toegevende, hoffelijk schijnbaar naderende - maar diep in zich heilig zeker van eigen mening, en zo wijd verwijderd van alle overheersers-gedachte, overheersers-beschaving, dat een verbroedering tussen meester en dienaar nooit zijn zal […].
En de Westerling, prat op zijn macht, op zijn kracht, op zijn beschaving, humaniteit, troont hoog, blind, egoïst, eigendachtig tussen al de ingewikkelde raderen van zijn autoriteit, die hij uurwerkzeker laat grijpen in elkaar, controle op iedere wenteling, tot voor vreemden, buitenaf, een meesterwerk, wereldschepping, schijnt te zijn die overheersing der zichtbare dingen: kolonisatie van de bloedvreemde, zielvreemde grond.

Maar onder al dit vertoon schuilt de stille kracht […]. Onder al deze rust van grootheid dreigt het gevaar, en rommelt de toekomst als de onderaardse donder in de vulkanen, onhoorbaar voor het menselijk oor. En het is alsof de overheerste het weet en maar laat gaan de stuwkracht der dingen en afwacht het heilige ogenblik, dat komen zal […]. Hij, hij kent de overheerser met één enkele blik van peildiepte; hij, hij ziet hem in die illusie van beschaving en humaniteit, en hij weet, dat ze niet zijn. Terwijl hij hem geeft de titel van heer en de hormat van meester, kent hij hem diep in zijn democratische koopmansnatuur, en minacht hem stil en oordeelt hem met een glimlach, begrijpelijk voor zijn broeder, die glimlacht als hij. Nooit vergrijpt hij zich tegen de vorm van de slaafse knechtschap, en met de semba doet hij of hij de mindere is, maar hij weet zich stil de meerdere. […] Wat is, zal niet altijd zo blijven: het heden verdwijnt.

Onuitgesproken hoopt hij, dat God zal oprichten, wat neer is gedrukt, eenmaal, eenmaal, in de ver verwijderde opendeiningen van de dageradende Toekomst. Maar hij voelt het, en hoopt het, en weet het, in de diepste innigheid van zijn ziel, die hij nooit opensluit voor zijn heerser. […] Die altijd blijft als het onleesbare boek, in de onbekende, onvertaalbare taal, waarin wel de woorden dezelfde zijn, maar verschillend de tinten dier woorden […]. En nooit is er de harmonie, die begrijpt; nooit bloeit er de liefde, die eender voelt, en altijd is er tussen de kloof, de diepte, de afgrond, het verre, het wijde, waaruit aandonst het mysterie, waarin als in een wolk, de stille kracht eens zal openbliksemen.
[…]

Noot.
Zie ook mijn artikel in De Groene Amsterdammer van 18 augustus 2017:
https://www.groene.nl/artikel/onverklaarbare-geluiden-drongen-ons-jappenkamp-binnen

Zie ook: https://jacobin.nl/de-erkenning-van-17-augustus-1945-kwam-pijnlijk-laat-en-blijft-moeizaam/

Zie ook: https://indoprogress.com/2023/08/pemerintah-belanda-dan-17-agustus-1945-pengakuan-yang-terlambat-dan-memalukan/